Een uur. Precies één uur heb ik dit jaar geschaatst. Op de ijzel die de winter begin januari op de straat voor mijn huis had getoverd. Tranen in m’n ogen. Niet van ontroering, maar van de tweede keer dat ik met mijn ijzer achter een niet opgeruimde vuurpijl bleef haken en ik snoeihard op m’n heup viel. De meeste buren hebben het wel gezien, vrees ik. En sindsdien regent het voor mijn gevoel. Het is herfst. En dat zie je terug in de bezoekersaantallen van onze vaderlandse ijsbanen. Doodzonde, want schaatsen is een fantastische sport. En je kunt er ook van genieten als het niet vriest.
Landelijke trend
De terugloop van bezoekers van schaatsbanen is voor een aanzienlijk deel toe te schrijven aan de zachte winters die we de afgelopen jaren voorgeschoteld hebben gekregen, weet ook Sandra Lambers van Sportcentrum Kardinge in Groningen, waarvan de overdekte ijsbaan Kardinge deel uitmaakt. “De terugloop is een landelijke trend, al valt het bij ons relatief gezien mee; op de pas geopende ijsbaan van Leeuwarden na lopen onze bezoekersaantallen het minst hard terug.” De uitdaging om voldoende recreanten naar de ijsvloer te lokken, is sterk verbonden met het weer: “Toen het in januari een paar dagen vroor en de eerste marathon op natuurijs kon worden gereden, zagen we daarna meteen een toename van het aantal bezoekers. Dit werd nog eens versterkt door onze campagne waarin we mensen uitnodigden naar de ijsbaan te komen.”
De jeugd dreigt de aansluiting te missen
Normaal gesproken kan de tendens van afnemende populariteit dus makkelijk worden doorbroken; het enige wat we nodig hebben is een winter met meer vorst. “Maar ook weer niet langer dan een paar weken,” zegt Lambers met een glimlach: “Na een paar keer schaatsen op natuurijs krijgen mensen de smaak te pakken. Als het natuurijs dan verdwijnt, komen ze naar ons.” Maar nu we al een aantal jaar achter elkaar geen koude winters meer hebben (2010 was het laatste jaar dat volgens de KNMI-norm in de buurt kwam van een ‘koude’ winter), dreigt een groter probleem, waarschuwt Lambers: “De jeugd mist de aansluiting”.
Heroïsch
Ze heeft helemaal gelijk. Zo is mijn eigen liefde voor het schaatsen ook ontstaan. Ik ben van 1977, heb alle Elfstedentochten vanaf 1985 bewust meegemaakt. Voor mij was winter heel lang synoniem voor sneeuw en ijs. Tijdens de vorstperiodes reden we met de klas rondjes op de vijver in het dorp totdat ook het Paterswoldse meer dicht was. Daar werd dan door de plaatselijke schaatsvereniging een tocht georganiseerd; 5, 10, 25 of 50 kilometer. Heroïsch was het. Ik heb de medailles (van 5 km) nog om het te bewijzen. Het zijn juist die jaren waarin je als kind je sport kiest. Zonder die strenge winters had ik waarschijnlijk nooit de overstap naar de kunstijsbaan gemaakt.
Easy gliders
Mochten we ook volgende winter te maken krijgen met regenachtig herfstweer, dan wacht pas in 2018 een reddingsboei: de Olympische Winterspelen in het Zuid-Koreaanse Pyeongchang. Als ‘onze’ schaatsers het daar goed doen, helpt dat de jonge opvolgers van Sven Kramer en Ireen Wüst misschien over de drempel. Tot die tijd schaar ik me achter voormalig wereldkampioen sprint en NOS-schaatscommentator Erben Wennemars, die zichzelf heeft opgeworpen als een ambassadeur voor de schaatssport (en als pleitbezorger voor het dragen van een helm op de ijsbaan, maar dat terzijde). En omdat ze in Groningen meer hebben aan daden dan aan woorden, heb ik vanmiddag voor mijn oudste dochter een paar tweedehands easy gliders aangeschaft, de moderne variant van de Friese doorloper. Dit weekend gaan we ze proberen, weer of geen weer.